Het is niet makkelijk om een taal te leren die geen zusje of broertje is van jouw taal op de stamboom van de Europese taalfamilie. Een taal leren die een neefje of nichtje is, is nog ietsje moeilijker. Een taal die getrouwd is met de verre achterkleinzoon van een overgrootmoeder die overleed voor je haar ooit hebt gesproken is meestal alleen voor de liefhebbers. En anders kun je ook nog een poging doen tot leren van Hongaars.

Nu is Hongaars niet verwant met talen van de Italo-Keltisc

he, Balto-Slavische, Germaanse of Iraanse, of welke tak dan ook die voortkomt uit de stam van alle Europese talen – het Proto-Indo-Europees. Om een beetje het gevoel te hebben mee te doen aan de Hongaarse maatschappij wil ik het toch proberen. Gewapend met een reiswoordenboekje Nederlands-Hongaars en goede moed neem ik de tram naar Boeda, het rustigere gedeelte van de stad.

UI06VLs
Stamboom van Europese talen door de Finse illustrator Minna Sundberg. De kleinere boom rechts staat voor de Oeraalse talen, waar het Hongaars toe behoort.

De eerste man die ik aanspreek is vermoedelijk vader. Hij duwt een kinderwagen en draagt een windjack. Om de één of andere reden ga ik er op dat moment van uit dat alle mannen met kinderwagens en windjacks aardig en competent zijn.

‘Bocsánat, kérdezhetek valamiet?’

(Betekenis: pardon, mag ik u wat vragen? Overigens ziet deze zin er ongetwijfeld Hongaarser uit dan hij werd uitgesproken.)

Misschien is deze man toch niet zo competent is als zijn kinderwagen doet vermoeden. In zijn bleke gezicht rollen de uitpuilende ogen in hun kassen

.

‘No.’

‘Okay’, zeg ik. Om de afwijzing wat te verzachten glimlach ik er maar bij.

Volgende. Twee mevrouwen lopen me tegemoet, de één iets ouder dan de ander. De rechter heeft pluizig, kastanjebruin haar, het donkerbruin van de linker begint te grijzen. Vraag het nu, vraag het niet. Toe nou.

‘Bocsánat, kérdezhetek valamiet?’, gooi ik mijn florrisante openingszin weer in de strijd.

De jongere vrouw stopt met praten.

’Keshe?’ vraagt ze.

Dat herken ik. In eerdere oefengesprekken heb ik al menig ongemakkelijke situatie doen ontstaan door het woord niet te begrijpen. Nu weet ik dat het iets als ’ja?’ betekent.

’Szupermarket kereshek’, zeg ik.

‘Ah, you’re looking for a supermarket? Come with me, it’s only five minutes.’

Zo verstrijken er vijf onhandige minuten waarin ik en de twee vriendinnen zwijgend naar de supermarkt lopen. De vrouw houdt de deur voor me open: ze moet zelf ook naar binnen. Om mezelf toch een houding te geven koop ik iets dat ik eigenlijk niet nodig heb voor ik naar buiten loop.

Poging drie. Op een straathoek voor een park hang ik wat rond tot ik een geschikt aanspreekpunt heb gespot. Ook weer een oudere dame, ze ziet er aardig uit.

’Jó napot, szupermarket keresek.’

De vrouw kijkt me verbaasd aan.

’Du suchst ein supermarket? Das ist dort.’ Ze wijst naar links.

’Danke schön’, stamel ik.

We begrepen elkaar wel.

Plaats een reactie